Als ouders gezamenlijk met het gezag over een kind zijn belast, dan moeten zij gezamenlijk belangrijke ouderlijke beslissingen nemen. Het komt voor dat ouders het niet met elkaar eens zijn. De kwestie kan dan worden voorgelegd aan de rechter, waarbij om vervangende toestemming voor een bepaalde handeling of beslissing kan worden verzocht. Veel voorkomende verzoeken om vervangende toestemming betreffen vakanties naar het buitenland met het kind, verhuiskwesties, maar ook het laten vaccineren van een minderjarig kind.
Het Hof Den Haag moest zich dit jaar buigen over de vraag of de Rechtbank Rotterdam terecht vervangende toestemming had verleend aan een vader die zijn dochter wilde laten vaccineren tegen HPV, een virus dat onder andere kanker rondom de geslachtsorganen kan veroorzaken. Dit virus is erg besmettelijk en wordt overgedragen via seksueel of intiem contact. In het jaar dat kinderen tien jaar oud worden, worden zij uitgenodigd voor de HPV-vaccinatie dat sinds 2022 in het Rijksvaccinatieprogramma is opgenomen.
Moeder is van mening dat geen vervangende toestemming mag worden gegeven en voert daartoe aan dat het nog een relatief jonge vaccinatie betreft, waarnaar nog maar kort onderzoek is gedaan, met name naar de bijwerkingen. Ook meent moeder dat de vaccinatie niet nodig is, omdat het kind nog niet seksueel actief is. Volgens moeder kan gewacht worden met de vaccinatie totdat het kind daar zelf een mening over kan vormen.
Het Hof Den Haag oordeelt dat de Rechtbank Rotterdam de vader terecht vervangende toestemming heeft verleend voor de vaccinatie tegen HPV. Het hof stelt dat deze vaccinatie is opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma, waarvan het doel is om kinderen te beschermen tegen aandoeningen die schadelijk voor hen kunnen zijn. Het uitgangspunt hierbij is dan ook dat vaccineren in het belang is van het kind. Ook is vaccineren in het belang van anderen, omdat vaccinatie (verder) verspreiding van de ziekte kan voorkomen, aldus het hof.
Voor wat betreft de bezwaren van moeder geeft het hof aan dat de afwegingen die binnen het Rijksvaccinatieprogramma worden gedaan, gebaseerd zijn op gedegen wetenschappelijk onderzoek, aansluiten bij de heersende leer in de geneeskunde en in de maatschappij breed worden gedragen. Uit deze afwegingen volgt dat het belang van een vaccinatie opweegt tegen de risico’s op eventuele bijwerkingen van de vaccinatie. Verder volgt uit het Rijksvaccinatieprogramma dat het HPV-vaccin het beste werkt als je nog niet besmet bent geraakt met het virus. Om deze reden is de leeftijd waarop kinderen het HPV-vaccin krijgen verlaagd. Er kan dan ook niet gewacht worden, totdat het kind twaalf jaar oud is en zelf mee mag beslissen.
Deze beslissing van het hof is in lijn met eerdere beslissingen van rechters omtrent vaccinaties, waaronder die over de coronavaccinaties.
Deel dit bericht
Facebook
Twitter
LinkedIn
Email