In een uitspraak van 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de vraag of de onderhoudsbijdrage voor een minderjarig kind voorrang heeft op een onderhoudsbijdrage voor een meerderjarig studerend kind.
In deze zaak hadden vader en moeder samen een kind, dat is geboren in 2012. Vader had daarnaast ook nog een zoon uit een eerdere relatie, geboren in 1998. Toen vader en moeder uit elkaar gingen rees de vraag wat de draagkracht van vader was om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind. Vader meent dat daarbij rekening moet worden gehouden met de bijdrage die hij aan zijn oudere zoon voldoet. In het tussen hem en zijn eerdere partner is namelijk in het ouderschapsplan overeengekomen dat, zolang de zoon met goed gevolg studeert, hij aan hem een bijdrage moet voldoen. Moeder is het daar niet mee eens.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, indien een ouder een onderhoudsverplichting heeft jegens een kind dat de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en hij heeft daarnaast een, al dan niet morele of contractuele, verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud aan een kind van 21 jaar of ouder, het kind dat jonger is dan 21 jaar voorrang heeft boven het kind dat 21 jaar of ouder is, indien de draagkracht van de ouder onvoldoende is om dit volledig aan bieden te verschaffen. De onderhoudsbijdrage voor het kind van 21 jaar of ouder wordt dus niet in mindering op de draagkracht van vader gebracht bij de berekening van zijn aandeel in de kosten van het minderjarige kind.
Druk voor de vindplaats van deze uitspraak op onderstaande link:
Heeft u een vraag over alimentatie? Neem dan gerust contact met ons op.